|
|
2pt |
-
1.
- Geef de homogene coördinaten voor
en .
|
|
|
4pt |
-
2.
- Het viervlak wordt verplaatst over de vector
.
Geef de bijbehorende transformatiematrix en bepaal daarmee het beeldpunt van
.
|
|
|
5pt |
-
3.
- Het viervlak wordt geroteerd om de -as
over een hoek van
radialen. Geef de bijbehorende transformatiematrix en bepaal daarmee het
beeldpunt van .
|
|
|
6pt |
-
4.
- Stel de
matrix
op die een punt afbeeld in het kijkvlak.
|
|
|
10pt |
-
5.
- In het kijkvlak nemen we
als oorsprong. En de vectoren
en
zijn de richtingen van de assen. Bepaal de
matrix
die de wereld coördinaten omzet in beeldvlak coördinaten.
|
|
|
6pt |
-
6.
- Op het scherm
moet de oorsprong op de schermcoördinaten
terecht komen. Verder schalen de assen met een factor
.
Bepaal de bijbehorende
matrix .
|
|
|
3pt |
-
7.
- Bepaal de schermcoördinaten van S.
|
|
|
|